Positieflijst voor huis- en hobbydieren 2022 opnieuw gedoemd te falen?

Mw. Mr. E. Philippi-Gho

Met veel bombarie heeft de Minister van LNV bekend gemaakt dat vanaf 1 januari 2024 alleen nog de 30 diersoorten die dan op de Positieflijst voor huis- en hobbydieren staan vermeld, nog mogen worden gehouden en dat het bezit van alle overige diersoorten daarmee wordt verboden. Echter, de kans dat dit verbod voor de rechter stand houdt, is zeer gering. De Minister lijkt opnieuw te vroeg gesproken te hebben.

In maart 2017 werd een verbod op het houden van een aantal kleine hertachtigen (muntjaks en mazama’s) in het kader van een Positieflijst voor zoogdieren vernietigd door het College van Beroep voor het bedrijfsleven. Reden hiervoor was dat de methodiek die gebruikt was om de lijst op te stellen onvoldoende transparant, onafhankelijk en wetenschappelijk onderbouwd was. Een voorgenomen verbod op nog eens 178 diersoorten
werd dan ook, nadat het al met grote stelligheid bekend was gemaakt, door de Minister van LNV ingetrokken, omdat het op dezelfde methodiek was gebaseerd.

Ondanks de problemen, werd toch vastgehouden aan het idee van een Positieflijst voor zoogdieren. De Minister ontwikkelde een nieuwe methodiek om alle diersoorten die als huisdier worden gehouden te beoordelen. Met deze methodiek zou een korte lijst worden opgesteld van diersoorten die in Nederland door
particulieren gehouden mogen worden, de lijst van 30 soorten die nu openbaar is gemaakt. Deze nieuwe lijst is echter gebaseerd op een methodiek die nog meer gebreken vertoond dan zijn voorganger.

Met de nieuwe methodiek zijn eerst, op basis van gegevens van een beperkt aantal diersoorten, eigenschappen van dieren in kaart gebracht die mogelijk negatieve gevolgen zouden kunnen hebben voor de gezondheid en het welzijn van dieren of de gezondheid van de mens. De zogenoemde gevareninventarisatie. Dat deze eigenschappen negatieve gevolgen zouden kunnen hebben, werd vastgesteld op basis van al dan niet wetenschappelijke literatuur of de mening van de deskundigen die de methodiek ontwikkelden. Uiteindelijk werden er 17 eigenschappen vastgesteld die mogelijk negatieve gevolgen zouden kunnen hebben, verdeeld over 5 groepen eigenschappen.

Vervolgens werd voor alle diersoorten die in Nederland door particulieren worden gehouden, beoordeeld of zij deze eigenschappen bezitten of niet. Ook dit gebeurde op basis van al dan niet wetenschappelijke literatuur of de mening van deskundigen van de beoordelingscommissie. Wist de commissie niet zelf of een soort de eigenschap bezit, dan werd telefonisch of per e-mail contact opgenomen met andere deskundigen.

Uiteindelijk werd met korte verwijzingen naar de al dan niet wetenschappelijke literatuur of persoonlijke commentaren per diersoort een overzicht opgesteld waarin werd aangegeven welke van de 17 eigenschappen de soort wel of niet bezit. Soorten die in 3 categorieën eigenschappen bezitten die als gevaar zijn gekwalificeerd, komen niet op de positieflijst en zouden daarmee vanaf 1 januari 2024 verboden worden.

Met deze methode ontwikkelde de Minister dan weliswaar een eenvoudige en snelle methode om diersoorten te beoordelen, de methode heeft voor de rechter weinig kans van slagen. In de eerste plaats heeft de rechter in de uitspraak uit 2017 al aangegeven dat een besluit op basis van citaten uit al dan niet wetenschappelijke literatuur onvoldoende transparant is en niet voldoet aan het zorgvuldigheidsbeginsel. In de tweede plaats heeft de Minister de jurisprudentie van de hoogste Europese rechter, het Hof van Justitie, over de eisen van positieflijsten opnieuw niet meegenomen in de ontwikkeling van de methodiek voor de
opstelling van de positieflijst voor huis- en hobbydieren. Ook is de instructie voor beoordelingsmethodieken voor de opstelling van positieflijsten van de Europese Commissie overduidelijk niet bekend bij de Minister. Omdat de positieflijst voor zoogdieren valt onder regels voor het vrije verkeer van goederen, zijn juist deze Europese kaders bepalend voor de rechtmatigheid van de nieuwe lijst.

De nieuwe methodiek heeft dus ten opzichte van de Europese eisen een groot aantal gebreken. Waar terecht is begonnen met de gevareninventarisatie, dus de eigenschappen die mogelijk negatieve gevolgen hebben voor de gezondheid en het welzijn van dieren en de gezondheid van mensen, is deze gebaseerd op een beperkt aantal diersoorten en kan uitsluitend de toetsing op de aanwezigheid van deze eigenschappen niet volstaan voor een verbod.

Nadat de gevareninventarisatie is voltooid, had per diersoort moeten worden beoordeeld wat de mogelijke negatieve gevolgen van het bezitten van deze eigenschappen zijn, in welke omstandigheden de negatieve gevolgen kunnen intreden, hoe groot de kans op het intreden van deze negatieve gevolgen is en wat de ernst en de duur van deze gevolgen is. Ook had moeten worden beoordeeld wat de minst ingrijpende manier is om het intreden van de negatieve gevolgen te voorkomen.

In de methodiek die door de Minister ten grondslag is gelegd aan de Positieflijst voor huis- en hobbydieren,
komen deze onderdelen van de risicobeoordeling in het geheel niet aan de orde. Uitsluitend is beoordeeld of een diersoort de eigenschap die als gevaar is geïnventariseerd voor een beperkt aantal diersoorten, bezit of niet.

Met de nieuwe methodiek heeft de Minister dan ook niet de problemen in de methodiek van 2015 en 2017 opgelost, de oude methodiek bevatte deze onderdelen wel. De nieuwe methode voegt juist een groot aantal problemen toe.

De nieuwe Positieflijst voor huis- en hobbydieren beoogt het bezit van zoogdieren voor het overgrote deel van de nu gehouden soorten te verbieden. Dit verbod strekt zich uit over de veel gehouden Russische dwerghamster tot de zelden gehouden capibara. Niet verbazingwekkend dus dat dierhouders zich opnieuw voorbereiden op juridische procedures tegen de nieuwe positieflijst.

Daarbij gaat het de dierhouders echter niet om alleen het verbieden van diersoorten te voorkomen, maar ook om het welzijn van dieren die gehouden worden beter te verankeren. Daarom zijn dierhouders bezig om voor alle diersoorten gedegen houderijvoorschriften op te stellen. Deze gaan uit van het natuurlijke gedrag van de soorten die gehouden worden en de voorschriften zullen dan ook verzekeren dat, wanneer dieren volgens deze instructies worden gehouden, het welzijn optimaal is.

De dierhouders doen dit niet uitsluitend voor soorten die de Minister wil verbieden, maar voor álle diersoorten. Reden hiervoor is dat juist de diersoorten die met de nieuwe lijst niet verboden worden, de diersoorten zijn met de grootste welzijnsproblemen. Voor deze soorten ontbreekt tot nu toe aandacht, ondanks het feit dat zij het overgrote deel van de handhavingszaken van de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming, belast met het toezicht op het welzijn van gezelschapsdieren, uitmaken. Eén korte blik op de jaarverslagen van de LID maken al duidelijk dat het overgrote deel van de welzijnsproblemen bij zoogdieren
zich voordoen bij de gedomesticeerde dieren. Zij zijn echter zonder probleem opgenomen op de voorgestelde positieflijst.

Voor alle diersoorten waarvoor een houderijvoorschrift is opgesteld, zal het verbod worden aangevochten. Wordt het verbod door de rechter vernietigd dan zal door de dierhouders aan de Minister worden aangeboden het door de dierhouders opgestelde houderijvoorschrift te toetsen en vervolgens als Gids voor Goede Praktijken te accepteren waarmee alsnog een hoog welzijnsniveau voor de betrokken diersoort kan worden verzekerd.

Mocht de Minister echter weigeren de houderijvoorschriften in het kader van Gidsen voor Goede Praktijken onafhankelijk en zorgvuldig te beoordelen met als doel tot een hoog welzijnsniveau te komen, dan zal alsnog kunnen worden besloten de methodiek die ten grondslag ligt aan de Huis- en hobbydierenlijst in één procedure voor alle diersoorten aan te vechten, waarmee de kans groot is dat ook deze poging van de Minister voor het opstellen van een Positieflijst voor het houden van zoogdieren in zijn geheel wordt vernietigd.