De Serval

Uiterlijke kenmerken

De serval is een middelgrote katachtige met zeer lange poten (relatief de langste poten van alle katachtigen), een kort staartje, lange nek en een kleine kop met grote, afgeronde oren en een korte snuit. De vacht is geelbruin van kleur, met een onregelmatige tekening van zwarte strepen en vlekken. Een zwarte kleurvariëteit is in sommige gebieden algemeen, vooral in bergachtige streken als het Ethiopisch Hoogland, terwijl in Oeganda en Oost-Congo-Kinshasa een variëteit met een meer gespikkelde vacht algemeen is.

De onderzijde is vuilwit van kleur. De korte staart is afwisselend zwart en geelbruin geringd. De achterzijde van de oren zijn zwart, met een duidelijke witte vlek in het midden. Hij heeft een kop-romplengte van 67 tot 100 centimeter. De staart is 24 tot 35 centimeter. Mannetjes zijn groter dan vrouwtjes. Mannetjes wegen 10 tot 18 kilogram (gemiddeld 13 kilogram), vrouwtjes wegen 6 tot 13 kilogram (gemiddeld 11 kilogram).

Fysieke kenmerken

  • Lichaamslengte: 67-100 cm, vrouwtjes zijn iets kleiner.
  • Staartlengte: 24-35 cm.
  • Hoogte: 54-62 cm.
  • Gewicht: 10-18 kg (mannetje) en 6-13 kg (vrouwtje)
  • Levensverwachting: 13-20 jaar in gevangenschap, in het wild valt dit lager uit.

Verspreiding en leefgebied

De serval leeft voornamelijk in savannes en open graslanden, maar ook in open bossen, langs de bosrand, in bergheidegebieden en in rietvelden rond moerassen. Hij leeft voornamelijk in gebieden met hoger gras. Hij komt voor in het grootste deel van Afrika ten zuiden van de Sahara (met uitzondering van de dichte regenwouden en zeer droge woestijnen) en in Noordwest-Afrika. De serval is verdwenen in dichtbevolkte gebieden als het grootste deel van Zuid-Afrika.

Voedsel

Zijn dieet bestaat uit kleine zoogdieren (tot de grootte van een haas), hagedissen, slangen, vogels en insecten. Soms worden ook vruchten, vissen en kikkers gegeten en ook jonge antilopen worden soms bejaagd. De belangrijkste prooi zijn muizen, die hij door zijn uitstekende gehoor tussen het hoge gras of onder de grond weet te vinden. Dankzij zijn lange poten kan hij over het hoge gras kijken. De in Zuid-Amerika levende manenwolf, een hondachtige, is op een soortgelijke manier aangepast aan de jacht op knaagdieren in gebieden met hoog gras.

Zijn dagritme past hij aan de prooi aan: als er veel dagactieve muizen als Arvicanthis voorkomen, dan jaagt de serval voornamelijk overdag, zijn vooral nachtactieve muizen als Otomys en Dasymys algemeen, dan jaagt hij voornamelijk ’s nachts. Heeft hij eenmaal een prooi gevonden, bespringt hij het dier met een snelle sprong. Ondergrondse prooidieren worden uitgegraven of uit hun hol getrokken met de lange voorpoten. Ook kan hij vogels met een sprong uit de lucht grijpen. De gevangen prooi wordt kaalgeplukt. Delen van grotere prooidieren worden ondergronds opgeslagen. Ook pluimvee wordt gegeten. Hierbij kan hij veel schade aanrichten bij pluimveehouders.

Voortplanting

Hoewel er geen vaste paartijd is, vinden de meeste paringen in het voorjaar plaats. Een bijna vruchtbaar vrouwtje zal een mannetje zoeken en hem enige dagen proberen te verleiden. Een krolse serval poes slaakt luide schreeuwen, wrijft met haar flanken en sproeit urine.

Na een draagtijd van 67 tot 77 dagen worden twee tot drie kittens van ongeveer 250 gram geboren in een schuilplaats tussen hoog gras, in dicht struikgewas of in een holte tussen rotsen. De kittens zijn bij de geboorte blind en hulpeloos en hebben vrij kleine oren. De moeder versleept haar jongen regelmatig naar nieuwe schuilplaatsen. Na 11 dagen wegen de jongen al bijna twee keer zo zoveel als bij de geboorte.

  • Draagtijd: 67-77 dagen.
  • Aantal jongen: 1-4 kittens.
  • Vlees eten: rond 4-5 weken.
  • Gespeend: ca. 6 maanden.
  • Onafhankelijk: 1 jaar. Mannelijke jongen worden dan verjaagd, vrouwelijke jongen worden door de moeder langer in haar territorium getolereerd.
  • Geslachtsrijp: 2 jaar.

Wetenswaardigheden

  • Het slagingspercentage bij de jacht is hoger dan bij andere katachtigen en bedraagt zo’n 48%.
  • Door de lange poten kan de serval, op zoek naar een prooi, over het lange gras heen kijken.
  • Servals kunnen 2 meter hoog springen en 4 meter ver.
  • Gevangen vogels worden voordat ze opgegeten worden eerst kaalgeplukt.

Leefwijze

De serval is een solitaire soort. Hij leeft in een klein territorium dat wordt verdedigd tegen andere servals. Het omliggende gebied (tot 30 km²) wordt echter gedeeld met andere servals. Het territorium wordt afgebakend met urine. Bij ontmoetingen tussen servals knikken de dieren hun kop op en neer. Vaak maken de servals zich hierbij zeer groot door op de tenen te gaan staan, met gekromde rug. Bij agressie maakt het dier grommende en blaffende geluiden en haalt hij uit met zijn klauwen. Als schuilplaats dient een ondergronds hol, een ruimte tussen rotsen of dichte vegetatie. De serval wordt meestal dertien tot twintig jaar oud.

Bron: CatVision